Gezonde grond, minder werk

Gezonde grond, minder werk

‘Woon je op zand, of op de klei?’ Voor de meeste mensen een vraag die ze vast kunnen beantwoorden. Maar wat betekent dat nu precies, ‘op zand wonen’? Kun je daar alles verbouwen? En zijn er nog meer grondsoorten in ons land te vinden? Emiel Elferink, lector duurzaam bodembeheer aan Hogeschool Van Hall Larenstein, geeft de lezers van Landleven graag een lesje bodemkunde en legt uit hoe u uw erf ook ondergronds beter leert kennen en beheren.

Stappenplan

Stap 1: Bepaal de grondsoort
Dure grondanalyse is helemaal niet nodig om de bodem van je eigen erf beter te leren kennen, stelt Emiel Elferink, lector duurzaam bodembeheer van de Hogeschool Van Hall Larenstein. “Met goed kijken kun je al heel veel over de bodemgesteldheid te weten komen. In Nederland heb je met zand, rivier- en zeeklei, veen en leem de belangrijkste grondsoorten te pakken. Welke grondsoort er rond jouw boerderij ligt, ontdek je simpelweg door een schop in de grond te steken en te kijken. Klei heeft een dichte structuur en is blauwgrijs of grijsbruin van kleur. Zand is losser en daarin zie je direct lagen: een donkere toplaag, een lichtere uitspoellaag en daaronder een gele laag. Leem zit er qua structuur ergens tussenin en is gelig van kleur. Tot slot is er veengrond. Waar de andere grondsoorten mineraal worden genoemd omdat ze uit kleine mineralendeeltjes bestaan, is veen organisch: het bestaat volledig uit dode plantendelen. Het is donker, blijft lang nat en je kunt de plantendelen waaruit het bestaat nog herkennen.
Door de grond vast te pakken, leer je nog meer over je grond. Worden je vingers vies, dan heb je waarschijnlijk kleigrond. Bij zeeklei zitten daar vaak nog kleine schelpdeeltjes tussen. Zand voelt als schuurpapier, daar voel je de deeltjes tussen je vingers, maar ze blijven niet plakken. En veen is veerkrachtig: je kunt het als een spons een beetje indrukken.”

Stap 2: Bepaal de bodemgesteldheid
Wie eenmaal weet op welke grondsoort hij woont, kan volgens Emiel al een paar dingen verwachten. Zo is klei voedzaam en houdt het van nature vocht goed vast. Tussen zanddeeltjes zit veel meer ruimte, waardoor vocht en voedingsstoffen hier veel makkelijker uitspoelen. Maar zand is ook makkelijker te bewerken. Veen is het lastigst: hoewel het vruchtbaar is, blijft het snel te nat. Veel gewassen en met name bomen houden daar niet van, omdat hun wortels hiervan gaan rotten. Voor bomen moet het grondwater op meer dan 0,5 m onder het oppervlak blijven. Emiel: “Door een flinke kuil te graven, kun je al snel zien hoe het met de bodem gesteld is. Wat zie je aan kleurlagen? Bij zand is dat belangrijk, want hoe dikker de bovenste, donkere laag is, hoe vruchtbaarder deze grond zal zijn. Bij rivierklei kun je zien hoe het met de afwatering staat. Roestvlekken in de grond duiden op gebrekkige afwatering. Vervolgens kijk je naar de wortels. Hoe dieper gewassen kunnen wortelen, hoe minder kans er is op bodemverdichting. Dat zijn lagen waar wortels en water slecht doorheen kunnen. Is er recent nog boerenactiviteit geweest op je erf, dan is er waarschijnlijk sprake van verdichting. Dat kun je voelen door een pin in de grond te drukken,  zie je aan de wortels van de planten die niet erg diep gaan en de gangen van de wormen. In gezonde grond zijn er drie types wormen te vinden. De rode worm, die in de bovenste laag zit en plantenresten en blad composteert. De grijze regenworm zit iets lager: in de eerste tien centimeter onder de grond. Tot slot is er de pendelaar, die tot drie meter diepe gangen kan graven. Zulke gangen zijn een teken van een goede bodem en mooie afwatering. De aanwezigheid van regenwormen is sowieso een goede indicator voor je bodemgesteldheid: hoe gezonder de grond, hoe meer regenwormen je zult zien. En ook schimmels zijn een aanwijzing voor een gezond bodemleven. In weinig tot niet bewerkte grond, zoals in een boomgaard, zul je veel schimmeldraden ontdekken: een teken dat de bodem op orde is.”
 
Stap 3: Bovengrondse analyse
“Verrassend genoeg kun je je bodem ook beoordelen door juist bovengronds te gaan kijken”, legt Emiel verder uit. “Blijven er na een regenbui flinke plassen staan? Dan heb je last van slechte afwatering en dat komt de gewassen niet te goede. Maar je ziet ook aan de gewassen zelf hoe het er ondergronds voor staat. Gebreksziekten in het groen zijn uiteraard een duidelijke aanwijzing, maar als er een duidelijk verschil zit tussen verschillende delen van de wei in de ontwikkeling van de grasmat, betekent dat ook dat er verschillen zijn in de bodemgesteldheid.”

Grond met wormen in een hand
”Hoe gezonder de grond, hoe meer regenwormen”, betoogt Emiel.

Grond met wormen in een hand
De dikte van de bovenste, donkere laag is bij zandgrond een belangrijke indicator van de bodemgesteldheid.

Grond met wormen in een hand
Graaf een flinke kuil om te zien hoe diep het gras wortelt en of er gangen van wormen te zien zijn.

Stap 4: Verbeter de bodem
“Het toverwoord voor een beter bodemleven is aanvoer van organische stof. Bij zandgrond voor een betere binding van voedingsstoffen aan de grond. Bij klei maak je de grond er juist losser mee en beter bewerkbaar. Löss is van nature arm aan organische stof en hierbij is het een stimulans voor het bodemleven. Alleen veengrond heeft geen baat bij meer organische stof, omdat het hier al volledig uit bestaat. Organische stof kun je aanvoeren door verteerd plantenmateriaal als compost of mest op het erf te brengen. Compost levert ook een bijdrage aan een goede pH. Vaak wordt kalk gebruikt om de zuurgraad te verlagen. Maar het is effectiever om hiervoor zelf gemaakte compost te gebruiken en te beluchten, dan om kalk aan te schaffen.
Het liefst start je een kringloop op eigen erf. Maak compost van blad en plantenmateriaal en vul het aan met groenafval uit de keuken. Breng de mest van je erfdieren via een mesthoop ook weer terug op eigen erf. En voer bij maaien bijvoorbeeld het maaisel niet af. Gewasresten zijn voer voor wormen. Als je bodemleven gezond is, zul je merken dat het niet lang blijft liggen.”
 
Stap 5: Zorg voor begroeiing
“Voor een goede bodemgezondheid zijn planten enorm belangrijk. Met exsudaten, plantensappen zeg maar, stimuleren ze het bodemleven. Bacteriën en schimmels rondom de wortels hebben baat bij deze plantensappen. In ruil daarvoor maken ze de voedingstoffen beschikbaar voor de plant. Daarnaast zorgen schimmels voor een betere weerbaarheid van de plant. Als grond begroeid is, vormen planten en bodemleven een samenwerkingsverband. Op het moment dat de planten worden weggehaald, krijgt het bodemleven een enorme klap. Bovendien veroorzaakt het opentrekken van de grond, bijvoorbeeld door een bewerking als ploegen of frezen, een extra omzetting van organisch materiaal. Je raakt dus organische stof kwijt, terwijl deze juist zo belangrijk is voor een gezonde bodem. Hoe vaker de grond omgezet wordt, hoe groter het verlies en hoe lastiger het wordt om het evenwicht weer te herstellen. Online zijn er rekentools te vinden om uit te rekenen hoeveel organische stof je weer moet aanvoeren om de balans te herstellen. Op www.handboekbodemenbemesting.nl en www.groenkennisnet.nl zijn rekenhulpen te vinden.
Kortom: laat grond zo min mogelijk braak liggen en voer zo min mogelijk bodemkerende bewerkingen uit. Zaai een grasmat liever door dan opnieuw in te zaaien. Bodemleven gedijt alleen bij een begroeide bodem.”

Verschillende grondsoorten van links naar rechts: zand, zeeklei, rivierklei en veen.
Verschillende grondsoorten van links naar rechts: zand, zeeklei, rivierklei en veen.

Stap 6: Voorkom verdichting
Emiel stelt dat bodemverdichting een enorm probleem oplevert bij duurzaam bodembeheer. “Vijftig procent van de bodem bestaat uit mineraal en organische stof, de andere helft is lucht en water. Bodemverdichting is een enorm probleem voor de afwatering van je perceel en de beworteling van planten. Er ontstaan lagen waardoor wortels niet kunnen groeien en water eenvoudigweg niet meer wegstroomt. Daardoor zul je veel meer last ondervinden van weersextremen: droogte en heftige regenval. Het opheffen van eenmaal verdichte grond is enorm lastig en vraagt veel geduld. Wie een klein trekkertje op het erf heeft, doet er goed aan om dit te laten staan als het nat is, want natte grond is makkelijk indrukbaar. Moet je toch je perceel op, zorg dan dat je steeds op dezelfde plek het land opgaat en hou steeds dezelfde stroken aan. Een boer doet dat op gps, een particulier doet er goed aan om markeerpunten in de wei te zetten om hierop te kunnen rijden. Rij ook altijd een heel spoor uit en keer niet halverwege de wei. Het is beter om in het spoor wat extra meters te maken dan te keren. Verdichte grond kan tien tot dertig procent opbrengstverlies veroorzaken.
Ook met beweiden valt er veel te winnen. Als een wei te intensief begraasd wordt, is er geen tijd voor herstel. Het gras wortelt minder diep en dat is weer nadelig voor het bodemleven. En minder bodemleven betekent meer risico op verdichting. Zorg dus voor de mogelijkheid tot omweiden, zodat gras kan herstellen. Laat dieren bovendien niet grazen op natte grond, want de hoeven beschadigen het gewas en de bodem. Als de bodem door verdichte grond chronisch te nat blijft, levert dit extra risico op hoef- en klauwziekten op bij de erfdieren.”
 
Stap 7: Diverser is beter
“Waar een boer een zo hoog mogelijke opbrengst als doel heeft, heeft een particulier heel andere belangen. Een goed onderhouden wei geeft weinig werk, weinig onkosten en toch een goede opbrengst. In een gezonde wei zetten wormen in drie jaar de grond volledig om, zonder dat je er zelf iets aan hoeft te doen. Grasland en weide vullen van nature zelf hun organisch materiaal weer aan. Erfdieren als paarden, schapen en kippen hebben geen gras met een hoog eiwitgehalte nodig. Kruidenrijk grasland is veel diverser dan alleen gras. We weten tegenwoordig allemaal dat dit beter is voor insecten, maar ook het bodemleven is veel gezonder als er verschillende soorten in groeien. Het heeft bovendien voordelen voor het beheer: het onderhoud van kruidenrijk grasland is minder werk.”

Vieze handen
Emiel: “Worden je vingers vies, dan heb je waarschijnlijk kleigrond.”

Vieze handen
Laat een stuk grond op een vuilniszak vallen en u ziet goed hoe los de grond is. Goede diversiteit tussen grove en fijne brokken is een teken van gezonde grond.

Fotografie: Theo Tangelder


Angela Groenbos

Angela schrijft de tuinverhalen voor Landleven. Daardoor komt ze in de mooiste landelijke tuinen van Nederland. Overal neemt Angela wel ideeën mee die ze in haar eigen tuin wil toepassen. Dat is nog wel een project in ontwikkeling: rond haar woonboerderij verschijnen nu de eerste borders en ze is dit jaar enthousiast begonnen met een moestuin. Wat Angela nog mist aan kennis compenseert ze ruim met enthousiasme voor alles wat groeit en bloeit. Haar vingers zijn nog niet groen, maar zien wel regelmatig zwart van tuinaarde.