Broedmachine

Broedmachine

Wie in het voorjaar van piepende kuikens wil genieten, denkt al snel aan het inzetten van een broedse hen. Maar wat als je geen broedse kip hebt of veel eieren ineens wilt uitbroeden? Dan is een broedmachine een uitkomst.

Download de werkbeschrijving voor een zelf te maken broedmachine
Voordat je aan het broeden gaat, moet de machine gebruiksklaar worden gemaakt. Plaats de broedmachine op een plek waar de temperatuur niet schommelt, waar het niet tocht en waar de zon niet komt. Zorg er verder voor dat de machine vlak staat. Voordat je de eerste eieren kunt inleggen, moet je de machine instellen en enkele dagen laten draaien.

Volg dan de volgende stappen:

  1. Droogstoken. Verwijder alle conische kurkjes uit de achterzijde van de broedmachine, zet de lampen aan en laat die enkele uren branden. Zo ‘stook’ je de kast goed droog.
  2. Temperatuur instellen. Een broedmachine is een apparaat waarin een constante temperatuur moet heersen. De ideale temperatuur ligt op 38,5 graden Celsius oftewel 101 graden Fahrenheit. Dit is de temperatuur gemeten aan de bovenzijde van het kippenei. De thermostaat zorgt ervoor dat de lampen aangaan wanneer het te koud is, en dat ze uitgaan wanneer het te warm is. Voor de afstelling van de thermostaat gebruik je een geijkte thermometer. Plaats deze op de juiste hoogte (bovenzijde ei) en stel de thermostaat bij wanneer de temperatuur te hoog of te laag wordt. Het is aan te raden om tijdens het instellen van de temperatuur in de buurt van de broedmachine te blijven om eventuele oververhitting te voorkomen. Let op: vaak loopt de temperatuur in de broedmachine na het instellen toch nog iets op. Stel die in dat geval iets naar beneden bij.
  3. Hygrometer ijken. De machine wordt uitgerust met een klok- of haarhygrometer om de luchtvochtigheid te meten. Voor betrouwbare metingen moet de hygrometer eerst worden geijkt. Dit doe je als volgt: wikkel de meter in een vochtig, uitgeknepen vaatdoekje en laat hem daarin twaalf uur rusten. Gegeven is dat de luchtvochtigheid na twaalf uur 95 procent bedraagt. Geeft de hygrometer een andere percentage aan? Stel hem dan met de stelknop in de achterzijde goed af.
  4. Luchtvochtigheid instellen. Voor een goed broedresultaat is gedurende de eerste zestien dagen van het broedproces een relatieve luchtvochtigheid van 55 procent noodzakelijk. Vanaf de zeventiende dag moet de luchtvochtigheid naar 65 procent. Bij een te lage luchtvochtigheid zullen de kuikens er langer over doen om uit het ei komen. Een te hoge luchtvochtigheidsgraad resulteert in ‘dood in de dop’. Het instellen van de juiste luchtvochtigheid kun je tegelijk met het instellen van de temperatuur doen. Plaats de helft van de conische kurken terug. Doe dit zo dat er om en om een kurk zit. Vul de zinken bak onder in de machine met water. Leg nu twee hygrometers in de kast en volg de ontwikkeling van de vochtigheid. Wordt de luchtvochtigheid te hoog, verwijder dan kurken. Wordt de luchtvochtigheid te laag, plaats dan extra kurken bij. Eventueel kun je ook het water uit de bak verwijderen. Als de luchtvochtigheid na 72 uren proefdraaien op beide hygrometers nog steeds hetzelfde is, kun je ervan uitgaan dat de afstelling in orde is.

Tip: Test de machine vóór elke broedsessie even goed uit. Controleer de temperatuur en de luchtvochtigheid.

Het broedproces

Nadat de broedmachine goed is ingesteld, kun je beginnen met broeden. Houd er wel rekening mee dat het uitbroeden van eieren tijd kost, want je moet 3 keer per dag de temperatuur en de luchtvochtigheid controleren en de eieren keren. Zorg dat je deze tijd beschikbaar hebt.

Dag 1. Plaats de bevruchte eieren in de broedmachine. De te gebruiken eieren mogen maximaal tien dagen oud zijn. De ideale leeftijd van de eieren is zeven dagen. Houd er rekening mee dat de luchtvochtigheid in de machine in het begin iets zal oplopen en dat de temperatuur langzaam op de gewenste hoogte komt. Controleer de temperatuur (38,5 graden Celsius) en de luchtvochtigheid (55 procent) driemaal daags. Keer de eieren bij elke controle. Dit keren hoeft niet precies 180 graden te zijn. Dit controleren en driemaal daags keren blijf je elke dag doen tot de 17e dag. Daarna is keren niet meer nodig. Voor een goede ventilatie van de eieren zet je het deurtje van broedmachine op dag 1 één minuut helemaal open. Zet elke volgende dag, tot de 17e dag, het deurtje een minuut langer open.
Dag 6. Vanaf vandaag kun je de eieren schouwen om te zien of ze bevrucht zijn en of ze zich goed ontwikkelen.
Dag 17. Voer de luchtvochtigheid op tot 65 procent. Het deurtje wordt vanaf nu niet meer opengezet.
Dag 20. Vanaf dag 20 kunnen de kuikens een gaatje in het ei aanpikken, waarna ze – als alles goed gaat – een dag later het ei verlaten.
Dag 21. Tijdens het uitkomen van de eieren kunt u één of twee keer de eierdoppen van al uitgekomen kuikens verwijderen. Zo voorkomt u dat de lege schalen over de andere eieren schuiven en zo de uitkomst bemoeilijken. Als kuikens net geboren zijn, zijn ze nat en zien ze er wat verkreukeld uit. Tijdens het opdrogen doen ze pogingen om te gaan staan en lopen. Na 18 tot 24 uur zijn de kuikens goed opgedroogd en zien ze er echt als kuikens uit. Als ze helemaal droog zijn, kunt u ze onderbrengen in de opfokruimte of in de kunstmoeder, een hokje of kist met een warmtelamp. Geef de kuikens dan wat kuikenopfokvoer en vers water.
Dag 22. Eieren die vandaag niet zijn uitgekomen en kuikens die niet uit het ei kunnen komen, kunt u het beste verwijderen. Een kuiken dat niet zelf uit het ei komt, blijft vaak een zwak dier.