Brei zelf een schepnet

Brei zelf een schepnet

Een goed, stevig visnet is een aanwinst voor ieder buitenmens. Dit veelzijdige gereedschap kan op vele momenten van pas komen. En kinderen vinden het erg leuk om mee te spelen. Buitenmens en nettenbreier Eric De Preester legt de basis van het netten breien uit.

Basisbenodigdheden

Voor het knopen of breien van netten heb je slechts drie zaken nodig:

  • Maasnaald – Eric geeft de voorkeur aan houten maasnaalden. “Die vind ik meer bij deze ambachtelijke activiteit passen. Daarnaast voelen ze lichter en warmer aan.”
  • Maatstok – De stok waar de mazen omheen geknoopt worden kan uit verschillende materialen bestaan, zoals hout, metaal of kunststof. Een tak van de vlierbes is erg geschikt om een maatstok van te maken. Nadat de bast verwijderd is en het hout gedroogd, krijgt u een effen, gladde stok. De mazen kunnen er gemakkelijk af schuiven. Een lengte van ongeveer 20 centimeter is ideaal.
  • Het garen – Tegenwoordig wordt voor commerciële netten meestal meervezelig nylondraad gebruikt. Voor decoratief netwerk raadt Eric haakkatoen aan. In principe kun je elk garen gebruiken dat sterk is, gemakkelijk schuift en waarmee de knopen achteraf niet loskomen. Je kunt altijd eerst even een proef doen.

Het ronde net

Het ronde net is veelzijdig en bijvoorbeeld geschikt als schepnet, leefnet, fuik of boodschappentas. Er zijn twee werkwijzen om een rond net te beginnen.

Bij de eerste methode brei je de eerste rij met lussen in de normale grootte en sluit je de cirkel door de laatste lus afzonderlijk aan de eerste te knopen met een verbindingsdraad. Op het einde van elke rij moet je bij deze manier van werken het gewone knoopwerk even onderbreken.

Bij de tweede methode start je de eerste rij met kleinere lussen die u steek na steek laat ‘groeien’ tot ze op het einde de normale grootte hebben en je zo de laatste aan de eerste lus kunt verbinden. Deze methode wordt hier verder uitgelegd.

We starten met de helft van het gewenste aantal mazen. Je moet dus eerst berekenen hoeveel mazen je nodig hebt. Dit hangt af van de grootte van de mazen en dus van de dikte van uw maatstok. Een stok met een doorsnede van 2 centimeter geeft mazen van ongeveer 3 centimeter. (de maasgrootte is plusminus de helft van de omtrek van het stokje dat je gebruikt). Voor een schepnet met een diameter van 50 centimeter volstaan in dit geval 50 steken (de omtrek van een net met een diameter van 50 centimeter is 50 x 3,14 = 157 centimeter. Dit deel je door de maaswijdte: 157 : 3 ≈ 50 steken). Brei je met een dunner stokje of wil je een groter net, dan zul je meer mazen nodig hebben.

Begin je eerste ronde met een maatstokje dat ongeveer de helft kleiner is dan het normaler stokje dat je verder zult gebruiken. Ook is het nodig om met een smallere naald te beginnen. Als je dit niet doet, kun je de naald achteraf niet door de kleinere beginlussen krijgen.
 

  1. Begin met het maken van een stevige startlus die je ergens aan vastmaakt. Knoop je naalddraad aan deze lus en leg je eerste knoop zo dicht mogelijk tegen het stokje aan. De tweede knoop maak je een halve millimeter hoger dan de vorige, dus niet strak tegen de maatstok aan. Ook de derde knoop en alle volgende knopen leg je telkens ietsje hoger dan de vorige, op die manier ‘groeien’ de lussen. Je breit zo verder tot de laatste lus van de startrij ongeveer dubbel zo lang is de eerste (hij moet zo groot zijn dat je deze lus makkelijk over de tweede maatstok kunt schuiven). Tip: Bij het breien van de eerste rij van een rond net dien je regelmatig – om de tien mazen – de lussen af te schuiven. Dus niet wachten tot de eerste ronde voltooid is. Nadat je de eerste reeks lussen verwijderd hebt, schuif je de laatste over je stokje en ga je verder met het knopen van de steeds groter wordende mazen.
  2. Nu de eerste rij klaar is, gebruik je de gewone maatstok. Werk voorlopig nog wel verder met de kleinere naald. Zoek de eerste – dus kleinste – lus en leg de knoop tegen het stokje aan. Op die manier sluit je de cirkel. De eerste lussen zullen wat lastig te verwerken zijn. Schuif ze daarom eventueel wat uit elkaar, zodat u ze makkelijker op kunt nemen. Wacht met het afschuiven niet tot je op het einde bent, doe dit regelmatig. Na een vijftal rondes zullen de onregelmatigheden die zich voordoen bij de overgang tussen de begin- en de eindmazen, zo goed als verdwenen zijn.
  3. Begin nu met meerderen, dat wil zeggen dat je af en toe tweemaal door dezelfde lus gaat. Brei elke ronde op drie verschillende plaatsen gelijkmatig verdeeld over de cirkel een lus bij. Steek daar dus tweemaal door dezelfde maas. Meerder zo verder tot je voldoende mazen hebt. Door op deze manier te meerderen krijg je een schepnet dat onderaan mooi bolrond is. Wanneer je net voldoende ruim is, stop je met meerderen. Je kunt de wijdte en diepte beoordelen door er een metalen ring in te schuiven of het net over een omgekeerde emmer te schuiven. Tip: De laatste ronde kun je het beste breien met sterker garen of een dubbele draad. Deze lussen zijn namelijk meestal het eerst versleten.
  4. Om het net af te maken schuif je het over een ijzeren ring. Deze kun je bijvoorbeeld zelf buigen van een staaf roestvrij staal van 5 millimeter of aluminium van 6 millimeter dikte en een lengte van 180 centimeter. Buig de staaf rond, keer de uiteinden wat terug en smeed, slijp of vijl ze plat over een lengte van ongeveer 10 centimeter. Nadat je het net over de ring geschoven hebt, duw je de beide uiteinden in een aluminium buis met een doorsnede van 2 centimeter of minder. Klop tussen de beide staafjes die zich in de buis bevinden een houten wig, zodat ze enigszins geblokkeerd zitten. Boor twee gaten van 5 millimeter dwars door de buis en tussen de platte uiteinden van het schepnet. Schuif een bout in elk gat, schroef de moer stevig vast en geef er nog enkele flinke hamerslagen op.

Zo heb je een zelfgemaakt schepnet gemaakt waar geen gekocht exemplaar tegenop kan!

Meer over netten breien
In dit YouTube-filmpje laat Ary van Wingerden duidelijk zien hoe je de eerste steken opzet en de mazen maakt.


Klaske Bakker

Klaske werkt al vele jaren met plezier voor het tijdschrift Landleven. Als culinair redacteur schrijft ze verhalen en ontwikkelt ze recepten. Ze kookt, proeft, kookt nog eens en schrijft de recepten daarna zo smakelijk (en nauwkeurig!) mogelijk op. De ingrediënten komen altijd uit het seizoen, het liefst uit haar eigen moestuin. Inmaken, jam en sap koken en wecken zijn haar passie. Ze is tevens moeder van drie kinderen.