Bezem van eigen erf

Bezem van eigen erf

De klassieke berkenbezem veegt schoon en kost niets. Je maakt hem namelijk zelf. Het ambacht van het maken van berkenbezems is grotendeels verdwenen, maar er zijn nog enkelingen die het beheersen. Zoals Toon Geerligs (75) uit Ruurlo in de Achterhoek. Hij legt uit hoe het moet.

Toon Geerligs schiet zijn klompen aan en loopt naar de schuur. Boven de veestalling bevindt zich een zoldertje, de hilde, waarop behalve een voorraad stro ook enkele takkenbossen liggen opgeslagen. Bij de ladder naar de hilde begint de melkveehouder in ruste zijn verhaal: “Bezems maken is echt winterwerk, ’s zomers heb je voor die dingen geen tijd. Ik heb dan ook altijd een bos of vier, vijf op voorraad. Die zijn mooi droog als ik aan de slag wil. Aan vers hout heb je niets, dat is te slap en te zwaar. De bossen mogen best een paar jaar hebben gelegen, dat geeft niks. Overigens werden er in het verleden ook bezems gemaakt van brem, of werd er brem tussen de berkenriezen gestoken. Dat gaf extra stevigheid. Brem komt niet veel meer voor, je vindt deze struik alleen op de schrale zandgronden en die zijn er niet meer zoveel.”

Toon spreekt over ‘riezen’ in plaats van twijgen. De kwaliteit van de riezen, zo zegt hij, bepaalt grotendeels die van de bezem. Ze moeten lang zijn, wel 1,20 meter, mooi recht en van een- en tweejarig hout. “Niet te grof, maar zeker ook niet te fijn. Fijne riezen zijn te slap, daar kun je niets mee. Tussen de dunne riezen moeten enkele dikkere zitten voor de stevigheid. Maar niet te veel, dan veegt de bezem niet schoon. De meeste kans op geschikte riezen maak je bij berken van een jaar of dertig, veertig oud. Kom, ik zal je laten zien hoe het werkt.”

Fraai boeket
Toon haalt een takkenbos naar beneden, neemt deze mee naar buiten en maakt het touwtje los. Terwijl hij door de knieën gaat, vervolgt hij: “Uit één bos haal je vier à vijf bezems, wat er dan nog overblijft gaat in de veldoven.” Dan zwijgt hij, het werk vraagt alle aandacht. Als een fraai boeket wordt de bezem-in-wording samengesteld. Met de snoeischaar wordt een weerbarstig takje vakkundig weggeknipt.

Terwijl hij verder gaat vertelt Toon rustig: “Het geheel moet sluiten, één bundel vormen. Die bundel moet aan de steelzijde een diameter krijgen van iets minder dan een bierviltje. Wanneer de steel er straks in komt, neemt de omvang nog toe. Een te dikke bezem is zwaar en veegt niet prettig, een te dunne trouwens ook niet, die neemt weinig vuil mee en is snel versleten.” Dan staat hij op en loopt naar het hek, waar een bosje balentouwtjes al hangt te wachten. Hij knoopt er twee met een platte knoop aan elkaar en bevestigt één zijde van het touw aan het hek. “Dat kan ook een haak in de muur zijn, of iets anders stevigs. Kijk, aan het andere eind knoop ik een lusje met een flink los eind en van die lus maak ik een strop.” Toon voegt de daad bij het woord, schuift de strop om het uiteinde van de bos twijgen en trekt de boel goed strak vast.

Onder spanning
“Nu wikkel ik het touw onder spanning om de bos heen.” Nadat hij een paar omwentelingen gemaakt heeft, laat hij het binddraad spiraalsgewijs een handbreedte richting de punt opschuiven. Ook hier maakt hij enkele wikkelingen, waarna hij het binddraad spiraalsgewijs weer naar de eerste winding terugleidt, nogmaals een wikkeling maakt en vervolgens het bindtouw op zo’n 25 centimeter lengte afsnijdt. Dan knoopt hij dit einde met het losse eind van de strop stevig met een platte knoop vast.

Het stuk touw dat aan het hek is blijven zitten, is lang genoeg om een tweede, ‘losse’, wikkeling halverwege de bos te maken. Deze wikkeling is bedoeld om de bos verder naar beneden bijeen te houden. Om te voorkomen dat het betrekkelijk losse touw afzakt, moet het op één of twee plaatsen direct om een twijgje worden gewikkeld.

Toon demonstreert het met de vanzelfsprekendheid van een routinier. Nu is de bundel grofweg klaar en kan het afwerken beginnen. Toon zaagt de bos daarvoor bij de steelzijde met een handzaag netjes recht af. “Als je er meerdere hebt gemaakt gaat dit natuurlijk sneller met een cirkelzaag.” Daarna snijdt hij de twijgen met een scherp mes netjes schuin af, het oog wil immers ook wat! Wie de slag te pakken heeft maakt op deze wijze vier bezems in een uur. Daarnaast zijn berkenbezems nog altijd gewoon te koop.

Stoere steel
Wie met enige regelmaat bezems of ander tuingereedschap maakt of herstelt, zal zorgen dat er altijd wel enkele zelfgemaakte stelen op voorraad zijn. Stelen maken is helemaal niet moeilijk, het meeste doet de natuur zelf! Zaag of hak in het bladloze seizoen enkele mooie rechte uitlopers van de knotwilg of de hazelaar, schil ze en laat ze plat liggend drogen.

Hazelaar geeft volgens Toon iets sterkere stelen dan wilg. “Essenhout is ook heel geschikt, maar wel wat zwaarder. Essen is taai en wordt onder andere gebruikt om er inspannen (lamoenbomen) voor karren en rijtuigen van te maken.” “

Voor een berkenbezem heb je een stevige rechte steel nodig die niet te lang is: 1,20 meter is al genoeg. Ben je zelf erg lang, dan neem je een iets langere steel. Aan de onderkant maak je met de hiep, of anders met een scherp handbijltje, een goede spitse punt.”

“Het insteken komt behoorlijk precies. De steel moet uiteraard zo recht mogelijk in de bundel worden gestoken. Alleen dan zit de bezem straks ook recht aan de steel. De beste manier om de steel diep in de bos te ‘drijven’ is door de bezem, zodra de bos op de punt zit, met de achterkant met kracht tegen een muur te stoten. Het punt is dat door de ligging van de verschillende riezen de bezem alsnog scheef kan komen te zitten. Door steel en bos tijdens het stoten te draaien kan, gebruikmakend van de zwaartekracht, de bos zo recht mogelijk aan de steel worden gezet.”

Levensduur
De bezem is nu af, maar nog niet klaar voor gebruik. De droge twijgen moeten zich eerst vol zuigen met water om weer soepel te worden. Leg de bezem daartoe circa 24 uur in een bak water, een natte greppel of een slootje. De steel mag ook nat worden, dat geeft niets. Toon: “Wie echt eer van zijn werk wil hebben, laat de kletsnatte bezem vervolgens plat op de grond drogen, met een flinke plank of iets anders zwaars op de bos riezen. De bundel wordt dan extra compact en zal geweldig vegen! Vanaf nu moet je de bezem steeds wat vochtig houden. Af en toe een keer nat spuiten of toch nog weer even in een bak water leggen verlengt de levensduur aanzienlijk.”

Die levensduur hangt verder sterk af van de wijze van gebruik. Er moet met een berkenbezem met lange halen worden geveegd. Toon: “Wie stekerig en stamperig veegt, helpt zijn bezem in no-time naar de bliksem. Onder normale omstandigheden en bij juist gebruik zal een berkenbezem een paar maanden meegaan. Wij hadden vroeger een behoorlijk groot erf en dat werd iedere zaterdagmiddag met de hand geveegd. In die tijd versleten we een bezem per week.”