Grolse wanten

Grolse wanten

In Groenlo en omgeving houdt de Grolse want nog altijd veel handen op temperatuur. Download het patroon van breister Saartje de Bruijn en houd ook je eigen handen oud-Hollands warm. De kenmerkende achtpuntige ster in blauwe, witte en rode wol wordt nog altijd met de hand gebreid in deze Achterhoekse plaats.

Ze zien eruit alsof ze van de Scandinavische vlakten komen. Maar Grolse wanten zijn een oer-Hollands verschijnsel. Meer dan honderd jaar geleden werden ze al gebreid door de herders die rond Groenlo hun schapen hoedden. Daarna namen de vrouwen van Groenlo het van de mannen over en begonnen zij de wanten op grote schaal te breien.

Het patroon werd daarbij van moeder op dochter overgedragen. Iedere breister maakte zelf wel een paar aanpassingen en daardoor is het oorspronkelijke patroon van de Grolse want niet meer te achterhalen. Wel voldoet ieder exemplaar aan een paar vaste kenmerken. Zo wordt elke Grolse want met de hand en van echte wol gebreid. Midden op de hand is een achtpuntige ster te bewonderen, uit witte en blauwe wol. Daarnaast hebben alle wanten een randje met rode en blauwe blokjes.

De echte Groenlose wanten zijn ook herkenbaar aan een speciale, tweekleurige breitechniek, die ook wordt toegepast bij Scandinavisch breiwerk.

Het breipatroon en de werkwijze zijn speciaal voor Landleven ontwikkeld door breister Saartje de Bruijn.

Download hier het patroon van breister Saartje de Bruijn en Thelma Egberts en houd ook je eigen handen oud-Hollands warm.

Dit heb je nodig:

  • Garen van 100% wol, 50 g/125 m (bijvoorbeeld: Austermann Smaragd Classic of Lana Grossa Numero Uno)
    • 50 gram donkerblauw
    • 50 gram wit
    • Een restje rood
  • 5 breinaalden nr. 3 zonder knop.
  • 2 markeringsringetjes, bijvoorbeeld een ringetje geknoopt van een draadje in een afwijkende kleur.
  • 1 veiligheidsspeld om de steken van de duim op te zetten.

Zo ga je te werk:

Stekenproef:
15 steken over 15 naalden in tricotsteek in jacquardpatroon = 5 cm breed en hoog

Gebruikte steken:
Tricotsteek in het rond gebreid: alle toeren recht breien.
Jacquardpatroon: brei dit in tricotsteek volgens de teltekening.
Meerderen: meerder een steek door het lusje tussen twee steken op te nemen en verdraaid te breien.
Minder naar rechts: brei 2 steken samen
Minder naar links: haal 1 steek recht af, brei de volgende steek recht en haal de afgehaalde steek over de gebreide steek heen.

Linkerwant:
Boord (zie teltekening 1):
Zet met donkerblauw 48 steken op, verdeeld over 3 naalden nr. 3. Markeer het begin van de toer. Brei 10 toeren voor de omslagrand. Brei in toer 11 steeds één steek samen met een lusje van de opzetrand, zodat het boordje naar binnen wordt geslagen en vastgezet.
Begin in toer 12 met het blauwwit geblokte deel van de boord. Vervang bij de vijfde blokjesrand (toer 24) de witte wol door rode.

Hand en duimspie:
(zie teltekening 2 en 3)
In toer 27 wordt het breien van de hand en de duimspie voorbereid door twee steken te meerderen en op twee plaatsen een markeringsringetje te plaatsen. Alvorens de toer te breien, worden de steken eerst als volgt over de 4 pennen verdeeld:

  • Pen 1: 13 steken
  • Pen 2: 8 steken
  • Pen 3: 13 steken
  • Pen 4: 14 steken

Brei 10 steken, meerder 1 steek, brei 4 steken, plaats een markeringsringetje, brei 6 steken, plaats een markeringsringetje, brei 13 steken, meerder 1 steek, brei 16 steken (tot het eind van de toer). Pennen 1, 3 en 4 hebben nu ieder 14 steken, pen 2 heeft 8 steken. De 6 steken tussen de markeringsringetjes vormen het begin van de duimspie.

Brei nu verder vanaf toer 28 volgens teltekening 2 en 3. De steken tussen de markeringsringetjes worden steeds gebreid volgens teltekening 3.

In toer 48 worden de steken voor de duim apart gezet. Dit gaat als volgt:
Brei de eerste 15 steken volgens telpatroon 2. Zet de volgende 16 steken op een veiligheidsspeld of een los draadje wol (dit zijn de steken tussen de markeringsringetjes. Deze ringetjes kunnen nu verwijderd worden). Deze 16 steken blijven op de veiligheidsspeld staan tot de duim verder gebreid wordt. Zet vervolgens op pen 2 met het blauwe en witte garen 16 extra steken op volgens telpatroon 2. Brei de laatste steek van pen 2. Op pen 2 staan nu ook 14 steken. Brei toer 28 tot het eind volgens telpatroon 2. Brei verder volgens telpatroon 2 tot en met toer 75.

Top:
Pas de want en kijk of hij nu net over de pink reikt. Zo niet, brei dan nog enkele toeren in het ruitjespatroon verder. Zo ja, begin dan met de minderingen voor de top. Minder als volgt (zie ook telpatroon 2): brei 1 steek blauw, minder naar links met wit, 21 steek in patroon, minder naar rechts met wit, 1 steek blauw, 1 steek wit, 1 steek blauw, minder naar links met wit, 21 steek in patroon, minder naar rechts met wit, 1 steek blauw, 1 steek wit. Herhaal deze minderingen volgens telpatroon 2: er komen steeds 2 steken minder tussen de minderingen. Als er nog 12 steken over zijn worden de draden doorgeknipt. Haal de twee draden door de resterende steken, trek stevig aan en hecht af.

Brei de duim verder af:
(telpatroon 3 vanaf toer 48)
Neem voor de duim de 16 steken van de veiligheidspeld op de naald en neem in totaal 16 steken op: 12 steken uit de nieuw opgezette steken van de binnenhanden 2 extra steken in elke ‘hoek’. Verdeel deze 32 steken over 3 naalden. Brei met de vierde naald in het rond vanaf toer 48 van telpatroon 3. Brei tot en met toer 65 van telpatroon 3 of tot de gewenste lengte tot de top. Begin met het minderen voor de duimtop, als volgt (zie ook telpatroon 3): Toer 66: minder 16 keer naar rechts met wit (16 steken over). Toer 67: minder 8 keer naar rechts met wit. (8 steken over). Knip de draden af, haal ze door de overgebleven steken, trek ze stevig aan en hecht ze af.

Brei de rechterwant in spiegelbeeld van de linkerwant.